26 september 2014

Schriftelijke vragen over de Transitie Jeugdzorg

Aan de voorzitter van Provinciale Staten van Gelderland
Datum: 23 september 2014
Van: Klaas Ruitenberg en Eppie Klein
Onderwerp: Transitie Jeugdzorg


Aanleiding

Vanaf januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Dit betekent forse veranderingen, zoals het sluiten van contracten tussen de gemeenten en BJZ Gelderland.


Eerste bericht (Ministerie VWS)
Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) en staatssecretaris Fred Teeven (Veiligheid en Justitie) hebben op dinsdag 9 september 2014 gesproken met alle coördinerende wethouders jeugd van de regio’s in Gelderland, Bureau Jeugdzorg Gelderland en de provincie Gelderland. In dit overleg is afgesproken dat begin oktober 2014 de contracten tussen de gemeenten en BJZ Gelderland zullen worden getekend. De bewindslieden hebben het vertrouwen dat de continuïteit van zorg voor cliënten van BJZ Gelderland gegarandeerd blijft in 2015.


Tweede bericht (Binnenlands Bestuur)
De TSJ, onder voorzitterschap van Leonard Geluk, luidde maandag in een briefadvies aan staatssecretaris Van Rijn (VWS, PvdA) de noodklok over de achterblijvende inkoop door gemeenten. Slechts de helft van de jeugdzorgaanbieders verwacht op 1 november helderheid van gemeenten te hebben over het budget voor komend jaar. Het gaat hierbij niet alleen om aanbieders die landelijk gespecialiseerde hulp aanbieden, maar ook instellingen die regionaal of voornamelijk regionaal werkzaam zijn.


Vraag 1:
Heeft uw college kennis genomen van beide berichten?

Vraag 2:
Is uw college precies op de hoogte van de meest actuele stand van zaken ten aanzien van het afsluiten van contracten in alle Gelderse gemeenten? Is het mogelijk dat u PS hiervan een actueel overzicht doet toekomen?

Vraag 3:
Welke activiteiten (en met welke partijen) gaat uw college het komende kwartaal nog ontwikkelen om de transitie in goede banen te leiden?

Vraag 4:
Kan uw college samen met de Gelderse gemeenten garanderen dat deze transitie goed gaat verlopen? En dat de cliënten hiervan geen nadelige gevolgen van zullen ondervinden? 

Vraag 5:
In beide artikelen komt ondubbelzinnig de vrees naar voren dat in de transitie van de jeugdzorg een enorme wissel op de hulpvraag wordt getrokken. Voor zover wij kunnen nagaan, is hierin zeker het falen van BJZ debet aan. In het verlengde van deze constatering: onderkent het college GS de consequenties van dit falen voor gemeenten en de zorg aan de jeugd?

Vraag 6:
Is uw college bereid de grootst mogelijke transparantie richting alle betrokkenen bij deze transitie in acht te nemen?

 

Nunspeet, 23 september 2014
Klaas  Ruitenberg
Eppie Klein